Pistoolschieten.

Wapens en munitie :

Op de 10 meter wordt geschoten met luchtpistool met als munitie de diabolo .177 of 4,5 mm (zelfde als bij luchtkarabijn).
Op de 25 meter stand wordt geschoten met pistool of revolver. De munitie varieert van .22 tot de zware kalibers zoals .44 en .45. (Zie huishoudelijk reglement voor de beperkingen in het gebruik).
Op de 50 meter stand wordt geschoten met vrij pistool met als munitie .22
Bij het pistool schieten is slechts een houding gekend staande, waarbij het wapen met een hand wordt vastgehouden. Wie niet beschikt over een eigen wapen (alleen voor luchtpistool) kan gebruik maken van een clubpistool. Het lood .177 is verkrijgbaar in de cafetaria, alsook schietschijven.

Hierbij een aantal links naar publicatie’s (PDF-files)intitiatie pistoolschieten :
Pistooltechniek door Serge Ottevaere
Initiatie pistoolschieten door Guido Vandevelde (trainer A)

 

Kledij en uitrusting :

  • Schoeisel met zo vlak mogelijke zool bvb. turnpantoffels of andere goedzittende sportschoenen.
  • Vest of jack men moet ervoor zorgen dat de schietarm helemaal vrij en ongehinderd horizontaal moet  kunnen gestrekt worden.
  • Vest of jack mogen niet te strak om het lichaam passen.
  • Schietbril kan nuttig zijn.
  • Gehoorbeschermers : zeker aangeraden op de 25 en 50 meter.
  • Schietpet.

Houding :

(wij baseren ons  op een rechtshandige schutter)
Een zo comfortabel mogelijke houding trachten aan te nemen, die terzelfdertijd de grootst mogelijke stabiliteit geeft.

Iedere schutter moet zelf bepalen en ondervinden wat zijn ideale houding is. De verdeling van het lichaams-gewicht moet op een logische manier gebeuren, dit is een houding waarin evenwicht, zwaartepunt en spier-kracht met elkaar in overeenstemming zijn. De elle-boog moet recht zijn en wapen, hand, pols, arm, schouder, hoofd en bovenlichaam moeten haast een betonnen geheel vormen. de afstand tussen beide voeten moet ongeveer overeenkomen met de breedte van de schouders. De voeten vormen een hoek van 45°.

Het bovenlichaam helt iets naar achteren (maar niet teveel). Een rechte lijn oog – keep – korrel – doel.

De linkerarm mag niet los van het lichaam hangen, want zo gaat het evenwicht verloren.

De linkerhand wordt in de broek- of jaszak gestopt ofwel tussen de broeksriem. Let op de gestrekte arm.

Het hoofd op natuurlijke wijze achter het vizier houden.

Natuurlijke lijning:

Het komt erop aan de houding te vinden welke haast als vanzelf het wapen zonder bijkomende inspanningen op de plaats brengt van waar het praktisch “zonder moeite” kan afgevuurd worden.

  • starten van een neutrale uitgangspositie
  • recht tegenover het doel gaan staan, de voeten parallel met de schijf wapen op ooghoogte brengen
  • arm strekken in de richting van de schijf
  • het bovenlichaam op natuurlijke wijze achter de gestrekte arm aandraaien.

Gevolg :

  • automatisch zal één voet naar voren komen om het lichaam weer in balans te brengen
  • men gaat merken dat na dit alles het lichaam gedraaid is ten opzichte van de cibel tot een hoek van +- 45
  • de schietarm kan (en mag) alleen veranderen van richting als de voeten en benen van plaats veranderen
  • nooit uw houding in eerste instantie verbeteren vanuit de arm of de schouder, omdat men zo uiteindelijk terugkomt naar de eerste houding.

 

Methode om zeker te zijn van een goede houding:

  • met gesloten ogen op het schietpunt gaan staan, en dit in de meest comfortabele houding (zoals hoger beschreven)
  • met nog steeds gesloten ogen mikhouding aannemen
  • de ogen openen en zo nodig verbeteringen aanbrengen

Korrel en keep moet men scherp zien, het doel mag vaag zijn. Het omgekeerde is fout.

Het richtgebied mag niet te klein genomen worden, vooral in het begin.

Keep en korrel. Links en rechts van de korrel moet in de keep evenveel ruimte gelaten worden.

Neem een “witte” strook tussen het zwart van des schijf en korrel en keep van maximaal een tweetal ringen. Nooit op het zwart mikken, want dan is er geen onderscheid meer tussen keep, korrel en het zwart van de schijf.

N.B. : Bij het oefenen probeert men het mikgebied = richtgebied te verkleinen. Oefen eerst op de links-rechts beweging en daarna op de op-en-neer-beweging. Er zijn daarvoor aangepaste schietschijven te verkrijgen.

 

Het schot

Het schot moet zeker vertrokken zijn binnen de acht seconden, tellende vanaf het moment dat men het wapen vanuit ruststand naar omhoog brengt. Vanaf dit moment moet ook de druk op de trekker beginnen (zie bovenstaand schema).

Trekkervinger: alleen het eerste kootje van de wijsvinger rust op de trekker; dus niet de top van de wijsvinger en ook niet de plooi tussen het,eerste en tweede kootje.

Door het vele oefenen moet men ertoe komen het schot “onbewust” te laten vertrekken. Dus niet vuren op bevel want dan worden fouten gemaakt.

Het Narichten

Dit is het richten van het pistool volhouden, ook nadat het schot is gelost. Zo is de actie, die ingezet werd met het omhoog brengen van het wapen, het richten en afvuren vervolledigd tot een harmonisch geheel.